Wijk aan Zee is mijn thuishaven, een dorp van pakweg 2000 inwoners waarvan de helft kunstenaar is. Voor zo'n klein dorp is er veel gaande en niet eens in de marge: Wijk aan Zee bevindt zich regelmatig in het nieuws, en helaas zelden vanwege de kunst. Voor sommige kunstenaars is dit een zegen -zo vallen zij niet door de mand en uit de boot. Voor het overgrote deel van deze kunstzinnige types is het, echter, jammer dat het dorp de krantekoppen haalt om verkeerde redenen.

2023

Het Dorp: een ode aan Wijk aan Zee

Boven Tata vliegt een meeuw 

Verduisterd door de zwarte sneeuw 

Waar cokes als zilverfolie danst 

Waarna het neervalt in de straten 

In alle hoeken en alle gaten

Een angstaanjagende donkere glans 

 

Greenpeace in een Zee van Staal 

Vecht voor ons tegen deze kwaal 

Die de fabriek representeert

Het dorp is hier niet van gediend 

Want dit heeft Tata niet verdiend 

Die hippies zien dat allemaal verkeerd 

 

En bij de schuren van de buren

Zie ik de zwarte regen slaan

Hoe lang zal dit nog kunnen duren 

Voordat we er kapot aan gaan 

 

Mijn grootpa werkte er veertig jaar 

En mijn papa doet hem dit na

Ze hebben van elkaar geleerd

Dan hangt er soms wat in de lucht 

Waar je je longen van uit kucht 

En ook je lichaam van verteert 

 

Maar Tata geeft ons zekerheid 

In deze zo onzekere tijd

Een vaste baan, een goed pensioen 

Dus voelen we loyaliteit 

En zijn trots over het feit

Voor wat zij voor de IJmond doen 

 

Als hier het wonen jou niet bevalt 

Dan kun je altijd gaan verhuizen 

Want we geven toch nooit toe 

Dat er gif drijft in de sluizen 

 

De gele lucht die jij daar ziet

Zijn louter wolken, meer ook niet 

Waar het zonlicht doorheen schijnt 

Het dorp heeft hier vrede mee 

Misschien is een enkeling ontevree 

Dan is ’t goed als tie verdwijnt 

 

Mogelijk sterven we hier eerder dan 

In de rest van Nederland

Maar dat ligt aan het vele roken 

Geloof niet in de media 

Want de leugens van Tata

Heeft ons eigen denken gebroken 

 

En zij die hier binnen komen waaien

Klagen over de zwarte sneeuw 

Zij doen niets meer dan onrust zaaien 

In ons dorp, ons Wijk aan Zee 

 

Ratatata

     Er is op de facebookpagina Prikbord Wijk aan Zee, alsook op de milieupagina die Tata in de gaten houdt, heel wat aan de hand. De hoofdrolspelers in deze milieusoap zijn mensen die Tata op handen dragen versus mensen die voor een gezond bestaan pleiten. Het grappigste hiervan is, dat een handjevol mensen knarsetandend op elk bericht, dat naar hun mening negatief geleuter over Tata is, een weerwoord moeten plaatsen. Hun repliek wordt met opeengeklemde kaken getypt waarna de “verstuur” knop zo hard wordt ingedrukt, dat het lijkt alsof ze een deur dichtsmijten na een hooglopende ruzie met een geliefde. En waarom? Geen idee.

Eerlijkheidshalve moet ik bekennen, dat ik beide paginas niet (meer) volg, juist vanwege dit gekissebis. Het is niet dat ik een 19e eeuwse Oostenrijkse dame ben die flauwvalt zodra een man dreigend zijn handschoen op de grond gooit voor een andere man die hem met een schuine blik aankijkt, totaal niet. Het is wel dat ik doodmoe word van oeverloos gezeik, vooral van de ontkennerskant, over iets dat als een paal boven water staat: Tata vergiftigt de omgeving. Dat is niet zomaar een mening die de Stichting Frisse Wind uit de hoge hoed heeft getrokken omdat ze toch niets anders te doen hadden; het is een onomstotelijk feit dat aan alle kanten is vastgenageld met keiharde spijkers.

Hoe ik aan deze informatie kom terwijl ik de facebook paginas niet volg?, vraagt men dan met een lichtelijk trillende bovenlip als van een bouvier die klaarstaat om mijn weloverwogen woorden met éen hap weg te vreten. Nou, dat weet ik omdat mijn kennis niet afhankelijk is van de schrille stemmen op sociaal media. Ten eerste schreeuwen ze veel en bezigen daarbij taal en uitlatingen waar ik met de langste stok nog niet aan zou willen zitten. Ten tweede halen zij wel hun “kennis” van sociaal media af, en daar is het devies nu eenmaal: wie het luidst schreeuwt, valt het meeste op. Ten derde heb ik een partner die heel haar leven hier in de omgeving woonachtig is geweest en de helft van dit leven in Wijk aan Zee woont, dat ze alle verhaaltjes en uitvluchten en smoesjes en beloften en… en… en… al vele malen eerder heeft gehoord. Daar is het ook altijd bij gebleven: horen. Want wordt er iets aan gedaan? Het minieme, dat moet ik Tata meegeven; ze doen het minieme waarmee ze weg kunnen komen. Zodra ze doorhebben dat ze ergens niet meer onderuit kunnen komen en een veiligheidsproject doorschuiven naar 2030 zelfs voor politiek Den Haag wel een hele lange termijn is, plaatsen ze een dakkie over een gebouwtje heen waarna de bazen elkaar genoeglijk de hand schudden voor de kordate stap die ze gezet hebben. 

Onderzoek heeft namelijk uitgewezen (“Ohhh, die woorden weer: onderzoek heeft uitgewezen…” hahahaaa!) dat kankergevallen in de wijde omgeving rondom Tata bijna vijftig procent hoger liggen dan in de rest van Nederland. Uiteraard wordt dit getal in twijfel getrokken door de “onderzoekers” die van sociaal media afhankelijk zijn qua kennis. Want wat denken ze wel daar bij dat RIVM? Dat zijn alleen maar mensen die lange wetenschappelijke universitaire studies hebben gevolgd en diepgaande onderzoeken hebben gedaan. En zij gaan ons vertellen dat de dwarreltjes die Tata ‘s nachts stiekem uitpoept gevaarlijk zijn? Ze denken zeker meer te weten dan de vent die een half jaartje bedrijfskunde via de LOI heeft gevolgd totdat het boven z’n pet groeide, die samen met zijn maat, waarvan het werk is dat hij zo nu en dan een thermometer in het achterwerk van een koe steekt, op het terras van Efes bij een biertje de wereld wel effies recht zullen zetten en vertellen wat er mis is met dat RIVM. Die zijn namelijk bevooroordeeld, onkundig, corrupt, omgekocht enzovoorts. Want iedereen in het dorp weet dat die kankergevallen hoger zijn omdat de mensen in Wijk aan Zee nu eenmaal meer roken dan de gemiddelde Nederlander. 

Toegegeven: toen ik dit hoorde, had ik net een slok thee genomen, die even snel terug naar buiten spoot vanwege m’n schaterlach. Soms, hè, hoef ik als schrijfster niets te verzinnen maar komt de larie gewoon op me af. 

Het mooiste van alles is, dat ook dit een knarsetandende stellige bewering is waarvan degene die het uitbraakt niet eens doorheeft dat ie onzin verkoopt.

Vergeet niet dat ik ook iemand ben die op een ochtend zittend op het balkon meemaakte dat er zilverkleurige dwarreltjes in m’n koffie vielen. Wat was dat nou? Het spul was niet weg te krijgen en de koffie kreeg een onaangename kleur. Dat heeft niets met roken te maken maar alles met gevaarlijk materiaal dat ik opsnuif waarna het zich in m’n lichaam nestelt en me van binnenuit opvreet.

Toen ik hier kwam wonen, inmiddels elf jaar geleden, werd ik regelmatig wakker met hoofdpijn en had ik heel vaak bloedneuzen, iets dat ik sinds kindertijd niet meer had meegemaakt. Dit is trouwens iets dat mij daadwerkelijk is overkomen, dus ik weet waarover ik het heb. En kom niet aan met die dooddoener: Dan ga je toch ergens anders wonen? Want dat is niet nodig als de grote kolos die we als buur hebben eens een keer leert om z’n rotzooi binnenshuis te houden. Hou je aan de regels, dat doe ik namelijk ook. Zo ga je als goede buur met elkaar om.

Een meningsverschil hebben is iets van alle tijden. Zet twee mensen bij elkaar en je hebt een discussie. Ook dat is iets van alle tijden. De enige storende factor in dat welles-nietes spel tussen voorstanders van Tata en voorstanders van een gezond leven is, dat de Tatavoorstanders de logica alsook de bewezen feiten heel makkelijk naast zich neerleggen. Waarom? Nogmaals geen idee. Waarschijnlijk hechten ze minder waarde aan hun gezondheid dan de gemiddelde mens; misschien houden zij zichzelf voor de gek dat de zogenaamde “wolkenfabriek” ook precies is zoals de indruk die deze eufemistische uitdrukking moet wekken. Of misschien hebben zij er gewoon baat bij dat er toeristen naar Wijk aan Zee moeten blijven komen omdat ze dat belangrijker vinden dan hun eigen welzijn en die van hun dorpsgenoten. 

Een heleboel misschiens. Jammergenoeg kan ik niet bij deze mensen navragen wat hun motivatie is om elk stukje bewijsmateriaal met een cynische blik te bejegenen, want ze zouden mij wel eens hun gedachtengang hierachter kunnen toevertrouwen. En of ik dat zal geloven…

 

Al wandelend door Wijk aan Zee

     Tijdens mijn vaste ochtendwandeling, kilometertjes in de benen krijgen door rond het dorp te lopen, ging ik het Zeepad af, langs het Fletcher hotel en linksaf het Heliomare terrein op. Daar zag ik het bord: Testlocatie Covid 19, of woorden van die strekking. Het bord had ik al honderden malen gezien maar het opschrift was nooit werkelijk tot me doorgedrongen. Dit keer, echter, ging ik erover mijmeren. Dingen zoals: als hier een testplek is, tien minuten lopen van huis, waarom word ik dan naar Purmerend verwezen voor een prik? Okee, ook naar Velsen-Noord maar dat is nog steeds verder weg dan 10 minuten over de Rijckert Aertz en het Zeepad. Waarschijnlijk testen ze hier alleen maar; stoppen een wattenstokje in je gok, rammelen die heen en weer en kunnen daarna zeggen of je al dan niet corona hebt.

Van dat bord bleef vooral de kreet “covid 19” bleef in m’n gedachten hangen. Ik begon me af te vragen wat er met covid 1 t/m 18 was gebeurd. Zou nummer 1 een kuchje kunnen zijn geweest en 5 een flinke nies, zo eentje waarna je je lekker voelt en ook een beetje lacherig? 13 zal dan wel een fikse verkoudheid representeren en 18 een griep die je twee weken aan bed gekluisterd houdt, de laatste week omringd door zakken chips en repen chocola met caramel en zeezout.

Mijn suggesties bevinden zich duidelijk in het gisfront. Echter, toch een beetje nieuwsgierig geworden, wilde ik weten welke covid kweekjes rondgingen voordat de echte kwam, en dook het internet op om antwoord te krijgen. Hoewel het net een plek is waar meer nonsens wordt verkocht dan in de politiek, ben ik verstandig genoeg om kul van goede wetenschap te onderscheiden. 

Het duidelijkste antwoord dat ik vond en tevens het meest voor de hand liggende, is dat covid 19 niet meer betekent dan “coronavirus disease 2019”, het jaar waarin het geconstateerd werd. Prozaïsch zijn is prima, maar meestal minder leuk dan hersenspinsels de vrije loop laten.

Mijmeren, het mooie woord van een paar zinnen geleden, is een goede manier om een wandeling korter te doen lijken. De gedachten gaan alle kanten uit en intussen vangt de blik de omgeving op zonder deze werkelijk te registreren. Zoals de man die nog even snel de hond uitlaat voordat hij naar het werk vertrekt en na de eerste pies van Fido direct huiswaarts gaat. En de oude dame die dapper met twee loopstokken trouw elke dag wandelt. Zij heeft het geheim van gezond ouder worden ontdekt. 

In de tweede helft van januari is er ook nog veel kerstverlichting in verschillende tuinen te zien, van die witte, een soort mini-straatverlichting. Vroeger, toen ik nog klein en een vonnie ponnie was, haalden mijn ouders elk jaar een kerstboom in huis. Samen met mijn vader gingen mijn jongste broer en ik naar het grote plein voor de school dat vier weken lang in beslag werd genomen door een man in een caravan van waaruit gelig licht langs gordijntjes naar buiten scheen. Heel het plein was volgezet met dennebomen van alle soorten en maten. M’n broertje en ik mochten op onze gemak deze bomen bekijken en er eentje uitkiezen terwijl mijn vader een neutje en sigaretje deelde met de man van de caravan. Na een keuze gemaakt te hebben, droegen broertje en ik de boom naar huis en genoten nog dagenlang van de hars die aan onze klauwtjes bleef kleven. 

Het optuigen nam altijd een lange tijd in beslag. Vooral de gekleurde lichtjes moesten zo opgehangen worden, dat heel de boom was bedekt. Dit is uit een tijd dat gekleurde lichtjes nog een kerstboom in mochten. Het gaf sfeer, deze kleurtjes, en ik kon uren naar zo’n lichtje staren. Als ik dat tegenwoordig doe in de felle straatverlichting die men in kerstbomen hangt dan zie ik telkens als ik met m’n ogen knipper een witte vlek meebewegen. 

Wat ik me afvraag is: waarom is gekleurde verlichting niet meer in zwang? Het kan niets met esthetiek te maken hebben aangezien veel mensen het woord niet kunnen spellen laat staan weten wat het betekent. Zoals zovele dingen zal het wel de waan van de dag zijn.

Over kerstbomen gesproken: normaliter wordt zo’n kreng na driekoningen afgetuigd. Eindelijk. Te laat voor de brandstapel van oud en nieuw en ook voor de kinderen die bij het inleveren ervan 50 cent per boom kunnen verdienen. 

Éen gezin bij ons in de buurt had de memo die de drie koningen hadden rondgemaild niet ontvangen en haalde de boom pas weg toen het kindeke Jezus een tiener was en bij de moeder van Judas aanbelde met de vraag of haar zoontje buiten kwam spelen. Dat was het begin van een hechte vriendschap.

Het is eigenlijk een vreemd iets dat niemand opkijkt als je op 2 december een boom in de kamer zet. Maar staat zo’n boom na 6 januari nog in de hoek van de kamer te fonkelen dan vindt men dat mal. Men denkt dan: zijn ze lui of zijn ze er dit jaar juist vroeg bij en moeten wij er ook alvast eentje in huis halen? We zullen het nooit weten, voornamelijk omdat het niet de moeite is dit na te vragen, zelfs niet via het internet.

 

2022

Geen kerstverhaal

     Onze eerste glazenwasser was Cillekens. Dat was een degelijk bedrijf met goede glazenwassers die wisten wat ze deden. In die tijd, ik spreek nu van meer dan vijf jaar geleden, klommen ze nog via ladders omhoog om de ramen te wassen. Omdat wij thuis altijd in, eh, ontspannen kleding zitten, sprongen we op om ofwel de gordijnen te sluiten of wat degelijke kleding aan te trekken zodra we de ladder tegen de muur hoorde kletteren. Dit opspringen verdween toen de borstel met waterslang in zwang kwam. Daarmee verdween helaas ook het propere schoonmaken van de hoeken en de onderste rand van de ramen. Vooruitgang houdt niet altijd verbetering in.

Cillekens werd Boogaard facilities. Mooi woord, facility, net zoals logistiek. Beiden worden te pas en te onpas gebruikt en is grond voor veel hilariteit in mijn leven. De wasborstel verving de trap; dat was de enige faciliteit bij deze glazenwasser. 

Soms kwamen de glazenwassers aan de deur om geld voor de wasbeurt op te halen. Wij gaven altijd aan dat wij dit via de bank overmaakten. Als moderne mens zijnde, hebben we geen baar geld in huis, alleen bitcoins: twee cent muntjes waarmee je in Nederland niets kunt kopen. Op een gegeven moment reageerden we dus ook niet meer als er werd aangebeld na een wasbeurt. Ons devies was: jij luistert niet, wij openen niet.

Cillekens/Boogaard verdween uit ons leven na aangegeven te hebben dat RHD Schoonmaak & Glazenwasser hun taak had overgenomen. De eigenaar van deze nieuwe tent kwam langs om kennis te maken en een adreskaartje af te geven. Wij zeiden dat we via de bank overmaakten dus dat we niet aan de deur komen nutteloos was. De man grijnsde vriendelijk en knikte.

Na de eerste wasbeurt van RHD werd er aan de deur gebeld. We deden niet open. Hoe moeilijk is het om te luisteren?

Na een aantal bezoeken van de nieuwe glazenwasser kwam ik er bij toeval achter dat ze moeite hadden alle ramen te zemen. Misschien wilden ze niet in de tuin van de benedenbuur staan en konden dus ons raam niet bereiken, maar dat weerhield hen er niet van om het volle bedrag in rekening te brengen. Bellend, aan de deur die niet werd open gedaan. Het kaartje werd door de brievenbus naar binnen geschoven en lag een paar dagen doelloos op de mat voordat we het in de prullenbak dumpten.

Na twee keer het volle bedrag voor half werk te hebben overgeboekt, begon ik toch maar eens op te letten of de derde keer wel alle ramen werden meegenomen. Het vervelende voor die gasten is, dat ik schrijfster ben en uren in een stille kamer zit te werken. Alle geluiden sluit ik buiten behalve wanneer er een borstel tegen het raam wordt aangekwakt. Als m’n hartrimte na deze crue verstoring dan weer een normaal niveau heeft bereikt, hoor ik alles. Zo hoorde ik dat ze de achterkant zeemden om daarna naar de zaak te gaan voor een welverdiend bakkie koffie. Helaas kwamen ze niet terug voor de voorkant, ook de volgende dag niet. Wel stonden ze aan de deur te bellen, gevolgd door een kaartje met het volledige bedrag erop.

Nee. Mama Von mag dan aardig zijn, maar ze is verre van getikt.

Ik mailde RHD dat ze 50% van de ramen hadden gedaan en dus 50% van de vergoeding overgemaakt kregen.

Dat ging zo een tijd door. Het werd voor mij een sport om bij te houden welke ramen al dan niet werden gezeemd om daarna te mailen en -in de regel- de helft van het geld naar hen te sturen.

RHD ging het anders aanpakken en werd Correct Schoonmaak & Glazenwasser. Andere naam, zelfde resultaat. Soms werd alleen de voorkant gezeemd, soms werden er ramen lukraak overgeslagen, echter zelden werd alles gewassen, al was het maar halfslachtig. Op het kaartje van Correct stond geen email adres, wel een website waar je niet veel wijzer van werd, dus op enige manier contact opnemen was onmogelijk.

Maar ook Correct verdween snel uit ons leven en morfde in RM Glazenwasserij. Andere naam, zelfde resultaat. Er werd aan de deur gebeld, gevolgd door een kaartje met een nieuw email adres erop, en de eenzijdige correspondentie tussen het bedrijf en mij hervatte zich. 

Op een zonnige namiddag zat ik op het balkon en hoorde de benedenbel in onze hal rinkelen. Ik keek over de reling en zag een man omhoog kijken.

‘Kun je open maken?’, riep hij naar boven. Ik ging naar de hal, hij belde nogmaals en ik nam de telefoon van de haak.

‘Wat is er?’, vroeg ik.

‘Glazenwasser. Kun je openmaken?’

‘Waar gaat het om?’

‘De betaling.’

‘Heb je een kaartje? Gooi die maar in de bus.’

Ik hing op en liep terug naar het balkon.

Later die avond kwam mij vrouw thuis van haar werk. Ze had het kaartje van de glazenwasser uit de bus gehaald en gaf het aan mij. “Uw ramen zijn gewassen” stond erop, gevolgd door het bedrag van 30 euro voor drie wasbeurten. Ik stuurde RM een mail waarin ik aangaf waarom ik maar € 15,50 zou overmaken en voldeed aan mijn plicht.

Dat was in augustus 2022. Sindsdien is RM noch éen van z’n andere namen niet meer in de buurt gesignaleerd.

Tot december.

Ineens werd er weer een pets water tegen de keukenramen aangesmeten. Ik keek er naar uit wat voor naam de glazenwasser ditmaal had aangenomen maar werd in mijn dromen verstoord: de verfploeg die heel het blok een nieuw tintje kwam geven, had de ramen gespoten om het ergste vuil te verwijderen zodat de kwastmannen meteen aan de slag konden. Het gebel hervatte zich: niet van de glazenwassers maar van de verfploeg die emmertjes met water wilden. Geen punt, zoals het ook geen punt was dat ik in december met open ramen zat weg te teren in een koude wind die rechtstreeks vanuit Lapland door het huis gierde. Ik was dus blij toen de schilders eenmaal met ons huis klaar waren en naar de buren vertrokken.

Weer rustig aan het werk op een mooie morgen, verwarming omhoog om dat laatste stukje Lapland onder m’n lendenen weg te krijgen, werd er op de balkondeur geklopt. In eerste instantie keek ik in de richting van de voordeur, alsof de deuren buiksprekers waren en hun klop konden verleggen, en schoof daarna het gordijn bij de balkondeur open. De schilder stond me aan de andere kant van het glas toe te grijnzen met een leeg emmertje in zijn hand. Ik vulde deze voor hem en hij liep terug over het balkon, klom over de reling en de stellage naar het huis van de buren.

De volgende dag werd er aan de voordeur aangebeld. Ik werd pissig: ik was aan het werk en in een diepe denkfase en wilde door niets en niemand afgeleid worden, dus besloot de deur ongeopend te laten. Er werd nogmaals gebeld, gevolgd door geklop. Daarna werd het stil totdat de bel van de benedendeur klonk. De schilder was een volhouder, en dat allemaal voor een emmertje water. Ik reageerde nergens op. Hij was inmiddels twee huizen verder dus ook daar zou iemand wel thuis zijn die hem van water kon voorzien.

De volgende dag hetzelfde ritueel: bel bel klop en benedenbel. Ook mijn reactie bleef onveranderd.

De dag hierna werd er van benedenaf gebeld. Mijn vrouw was thuis. We keken elkaar aan, ze trok de schouders op en ik nam de telefoon van de haak. Bleek dat het de huisbaas was die boven wilde komen. Misschien was hij ingehuurd door RHD/Correct/RM om mij in elkaar te slaan. 

Ik stond in een kort iets van Schotse ruit met m’n tenen over elkaar geslagen tegen de kou bij de deur te wachten. Dat ruitje was zo kort, dat als ik bukte de Hebriden zichtbaar werden. De man kwam lachend boven. Zo leuk was die Schotse ruit nu ook weer niet, maar goed.

‘Ik wil u namens de verhuurder feliciteren dat u hier 25 jaar woont’, zei hij, z’n lach verklarend.

‘Oee, da’s leuk.’

‘Ik heb u al eerder geprobeerd te bereiken, maar u was er niet.’

‘Nee, hard aan het werk, he. Nu een vrije dag zoals u ziet’, legde ik mijn Schotse ruit met een zwierig gebaar uit. Hij keek naar mijn over elkaar geslagen teentjes en knikte.

Ik ben er niet eentje voor prietpraat en mijn voorraad gezellige uitwisselingen met een vreemde was volledig opgebruikt. Hij overhandigde een plastic champagnefles gevuld met snickertjes, marsjes en vooral bountietjes.

En bleef staan.

‘Hoe komt die plas hier?’, vroeg hij. ‘Lekt het?’

‘Ik denk dat de schilders een emmertje hebben omgegooid.’

‘Wordt dit nog opgeruimd?’

‘Ik ga er traks een trekker overhalen’, beloofde ik, zoals ik dit de afgelopen dagen aan iedereen had beloofd.

‘Mooi.’ Hij knikte. Ik zweeg. ‘Prettige dag nog’, zei hij toen.

‘Dank je, hetzelfde. Fijne feestdagen.’

 

Voor het zemen

Na het zemen

Zoek de zeven verschillen

2021

Onaangenaam gedrag

     Vanmorgen maakte ik het weer mee: onbeschoft gedrag. Samen met de hond liep ik het strand af  langs het Fletcher hotel. Het was aan het schemeren wat in de herfst op een knap laat tijdstip valt. Ik had de hond beloofd dat we achter Heliomare de duinen in zouden gaan. Per slot van rekening was het prachtig weer en het ochtendgloren hing in een rode sliert boven de huizen.

Voorbij het Fletcher hotel kwam een jonge vrouw aanlopen. Hotelpersoneel. Dat was aan haar kleding te zien. Verder was er niemand. Zij liep aan de duinkant, hond en ik aan de overzijde. Eenmaal ter hoogte van elkaar, groette ik haar. Ze liep stug door zonder de mond te openen. Dan niet, mompelde ik en ging de bocht om naar de duinen. Waarschijnlijk was haar dienst nog niet begonnen en vond ze het niet nodig om iemand te groeten. De moeite ervan was te zwaar om half acht ’s ochtends.

Wel merkwaardig voor een generatie die is grootgebracht met hartjes en smileys en opgestoken duimpjes die ze links en rechts aan wildvreemden uitdelen en kirren als diezelfde wildvreemden hen porren om prompt een porretje terug te geven; merkwaardig dat iemand die hiermee is opgegroeid geen echt duimpje naar een goedbedoelende en redelijk aardig persoon kan opsteken als ze die in levende lijve tegenkomt. Zelfs een “huhh” die ongedwongen met het uitademen meekomt en waarvoor je dus geen moeite hoeft te doen, kon er niet af.

Maar goed. 

Mijn vrouw zoekt altijd naar een reden voor dit soort gedrag:

‘Misschien had ze haar oortjes in en hoorde ze je niet.’

Geen oortjes in.

‘Misschien is haar moeder net overleden en heeft ze het er zwaar mee.’

Wie heeft dat niet, maar dat is geen reden om onbeschoft te zijn.

‘Ze was waarschijnlijk ergens anders met haar gedachten.’

Vast bij een opgestoken duimpje.

‘Misschien is ze gewoon onbeschoft’, zei ik terug. ‘Heb je daar wel eens aan gedacht?’

Hoe het ook zij: met al die “sociale” media om ons heen, is de wereld een stuk asocialer geworden. 

‘Dat komt omdat jij hier niet mee bent opgegroeid.’

Da’s ook zo’n dooddoener van m’n vrouw. En het klopt: ik ben van een veel eerdere generatie, eentje die nog de moeite nam om dankjewel te zeggen en die gesprekken aanknoopte met mede treinreizigers. Dit laatste gebeurt inmiddels al pakweg tien jaar niet meer. Ook de trein werd toen overrompeld door passagiers met telefoontjes en hun “sociale” media. Niemand had meer baat bij interactie met een mede-passagier. Er moesten per slot van rekening fruitjes gecrusht en poezenvideos bekeken worden.

Natuurlijk is onbeschoftheid iets van alledag en niet alleen van het heden. Misschien dat het meer opvalt met al die naamloze wezens die anderen aanvallen op twitter en twatter en facebook en fakebook en hoe ze ook allemaal heten. Er is niets makkelijker dan belletje trekken en hard weglopen. Kinderspelletjes voor volwassenen. 

Een andere vorm van onbeschoftheid wordt door hondenbezitters als favoriet gezien (duimpje), namelijk de poep van jouw hondje laten liggen. Ik heb er wel eens aan gedacht om op een website van Wijk aan Zee een aankondiging te plaatsen dat hondeneigenaren bij mij voor een kleine bijdrage hondenzakjes kunnen afhalen. Je weet maar nooit: misschien weten ze niet waar het ligt in de Jumbo als ze op zaterdagmorgen met heel het gezin boodschappen doen. Kan gebeuren. 

Vanzelfsprekend zie ook ik mensen wel degelijk poep van hun lieverdjes oprapen, maar het bewijs dat velen dit niet doen, is helaas maar al te duidelijk aanwezig. Ik woon aan een strandopgang in ons dorp. De weg naar het strand wordt links en rechts begeleid door hoopjes poep en drollen waar zelfs een paard van schrikt. Er gaat een hoop luiigheid mee gepaard: de duinen is een geliefde hondenuitlaatplek want je kunt met de handen in de zak Fido alles laten doen zonder dat er enige vorm van bukken mee gepaard gaat.

Ik heb een keer meegemaakt dat een knaap met een zwik van die grote vechthonden poep van zijn hond opruimde. Dapper, want knapen met vechthonden zijn notoir voor hun aversie jegens poepzakjes. Ook deze was dat: in plaats van te bukken en een zakje om de drol heen te vouwen, schopte hij het van de stoep in de goot. Fietsers in de Zwaanstraat hebben dagenlang geglibberd langs het trottoir. Met een zakje had je alles in één handomdraai, letterlijk in dit geval, kunnen voorkomen: je neemt geen poep mee aan de rand van je schoen en fietsers waren je dankbaar geweest.

Ook het pad naar de Zee van Staal langs de Bosweg is zo’n vrijplaats voor poep: hoopjes in het gras, zodat ik overal overheen moet stappen als ik de vermalen etensresten van mijn hond wil weghalen. Pasgeleden was er zelfs een prachtige glijbaan over de stoep daar. Vooral nu het herfst is en de bladeren het pad bedekken, geeft het zo’n mooi effect waar je een zweepslag aan kunt overhouden. 

Deze dingen zijn inherent aan de wereld waar ik me nu in bevind en me nauwelijks in thuis voel. Sociale media heeft asociaal gedrag in de mens naar boven gebrach, vergelijkbaar met het makkelijk verkrijgen van poepzakjes ervoor heeft gezorgd, dat we deze zo veel mogelijk willen vermijden. 

Een andere vorm van onbeschoftheid is een reclame waarmee ik op tv geconfronteerd word als ik in slaap wil vallen en daarom het kloteding maar aanzet. Dan zie je een zooitje kinderen die mij vertellen dat ik heel mijn leven verkeerd heb geleefd waardoor zij nu bezig zijn rietjes van de bietjes te halen; dat ik m’n auto moet laten staan en dat de wereld naar de klote gaat omdat ik mijn tv op stand-by heb staan. En, oh: heb ik al eens overwogen om mijn koelkast een toontje lager te laten zingen?

Ach, jeetje. In plaats van mijn generatie te beschuldigen van al deze dingen: hebben jullie er al eens bij stilgestaan dat mensen al bezig waren met afval scheiden en meer dan een sok in de wasmachine doen op een lagere temperatuur dan nodig, toen jullie ouders nog niet eens geboren waren? Alles heeft z’n tijd nodig en als het aan de regering ligt (een regering waarvan je helaas daadwerkelijk onze generatie de schuld mag geven) worden emissies van allerlei narigheid in 2033 met 0,3 promille op jaarbasis verminderd. Dit wordt met een fantastisch trots politiek hoofd door onze dienstdoende overheidschef op televisie aangekondigd. Het zal mijn tijd wel duren, zie je ’m denken, omdat het hem geen lor uitmaakt wanneer en hoeveel. Zolang het klootjesvolk het maar oplepelt en hun stem uitbrengt voor zijn partij, is zijn plek straks in het bedrijfsleven een sinecure.

Dat is éen van de redenen dat ik sinds pakweg tien jaar niet meer stem. Desinteresse van de dames en heren in de politiek heeft desinteresse in mij teweeg gebracht. En geloof me: omdat ik mijn stem niet weggeef, betekent niet dat racisten, xenofoben en andere haatdragers de overhand krijgen in de politiek. Die komen er in door mensen die op hen stemmen. Je kent ze wel: die onbeschofte lui die de poep van hun hond niet opruimen.

Bursitis

     Altijd gedacht dat bursitis een beurs was voor beginnende studentjes. Je weet wel: een toelage, een beetje geld om mee rond te komen, blikjes bonen van te kopen en een opwarm pizza vanuit de bonus. Eigenlijk net zoals de titel van Drs een titel zonder inhoud is, louter een opstapje naar de waardige titel Dr. Behalve als je Drs P bent en troika hier, troika daar, lang leve de tsaar zingt, is de titel Drs hoger dan die van koning, keizer, admiraal. 

Drs P was enorm goed met woorden. Achter de bril en de guitige oogjes hield zich een scherp brein schuil die de waanzinnigste zinsnedes aan elkaar kon breien. De manier waarop hij dit deed en hoe, maakte van hem een fenomenaal man. Eigenlijk was hij de eerste rapper. Alleen beter dan al die rijmelaars die het grote Sinterklaasboek moeten raadplegen. In hommage aan deze geweldige woordman zouden rappers Drs In Spe moeten worden genoemd.

Als ik me wat minnetjes voel, zijn de teksten van Drs P éen van die dingen waar ik van opknap. Dan gaat de Veerpont heen en weer door mijn gedachten, gevolgd door de schitterende Dodenrit.

Terzijde: toen Drs P in 2015 overleed en alle op dat moment in Nederland bekende kwelers op tv de revue passeerden om de grote man te eren, was er een enkeling die de Dodenrit een heel eng lied vond. Werkelijk? Nooit van een ironische knipoog gehoord? En dan durven wij nog steeds te beweren dat Duitsers geen gevoel voor humor hebben.

Als ik aan de Veerpont denk, komen meteen Sjaak en Eric in mijn gedachten. Sjaak en Eric waren twee van die gassies waarvan op elke middelbare school wel een setje te vinden is. Als het saai werd tijdens de les, kwam zij met de Veerpont tevoorschijn. 

Waarom dacht ik meer dan veertig jaar na school plots aan Sjaak en Eric? Ik voelde me minnetjes omdat ik een slijmbeursontsteking bij de heup had. Een zogenaamde bursitis dus. Drs B. in dit geval: pijntje hier, pijntje daar, overal ligt paardenhaar. Heel onaangenaam, vooral voor iemand zoals ik die ervan houdt door de duinen te struinen met de hond en lange stukken over het strand te banjeren, eveneens met de hond. Mijn pootje ging steeds meer trekken met het gevolg dat ik de loop had van iemand die met éen voet op de stoeprand liep en de ander op straat. Het toeval wilde dat Luka, onze hond, een beetje last had van haar linkervoorpoot waardoor ook zij niet al te vloeiend liep. Te zamen gingen we als Herr Flick en Von Smallhausen sans wandelstok over straat. 

Wie? Zoek het op; daar is DuckDuckGo voor.

Balend als een stekker ging ik naar de huisarts, in die tijd was dat nog Sabine oftewel dokter Willemse voor de formelen onder ons. Ze drukte op de pijnlijke plek, ik kromp ineen, en constateerde: yep, dat is een bursitis. Rustig aan doen en voorlopig geen lange wandelingen met de hond. 

Ik luisterde naar haar, natuurlijk deed ik dat. Zij was de dokter met de mooie schoenen en daar luister je dan naar. Mijn vrouw had ook al gezegd dat ik wat minder enthousiast aan de wandel moest. Éen blik op haar schoenen en: nah, het gaat wel, was mijn reactie.

Loek en in bleven thuis en lieten onze pootjes helen. Na drie weken voelde ik me beter en begon weer met lopen.

‘Niet door de duinen!’, waarschuwde mijn lief iets minder lief.

‘Nee, natuurlijk niet; ik ben niet helemaal gek.’

Op het Vuurbaakduin is een lang vlak stuk, dus, och, kan geen kwaad, toch?

Een aantal weken verder hadden zowel Loek als ik weer onze ‘allo ‘allo loopjes. Dit viel samen met corona dus naar de dokter gaan was uit den boze. Alleen als je niet in je elleboog kucht, mag je de dok bezoeken, zei Rutte streng op tv. Achter hem gebarentolkte Irma dit als hamsteren omdat dit onder hetzelfde hoofdstuk viel: je bent lekker egoïstisch bezig als je voor zo’n akkefietje de dok bezoekt.

In juli 2021, anderhalf jaar in de corona pandemie (het woord dat iedereen inimddels gebruikt), en een andere huisarts verder omdat Sabine meer tijd met haar schoenen wilde doorbrengen, ging ik met pijn in heup en lies, die zich in deze bursitisgate ging mengen, naar de nieuwe dokter. En wat hoorde ik?:

‘Je had eerder moeten komen.’

‘Pandemie, Rutte, Irma, elleboog’, merkte ik op. Maak er zelf maar een hele zin van, want mij lukte dat niet meer; ik verrekte van de pijn.

‘Maar voor zoiets had je best eerder kunnen langskomen’, vertelde de arts in spe mij. Misschien was ze de dochter van Sjaak of Eric, of Sjaak en Eric; iets dat “heen en weer” toch een andere inhoud geeft.

‘Okee, maar dat wist ik niet’, zei ik braaf. ‘En ik wilde niet doodgehoest worden door mensen in de wachtkamer die wel coronaklachten hebben.’

Hier kon ze wel inkomen. Ze haalde dok Dennis en een grote spuit tevoorschijn, schreef met een blauwe stift “Muts” op m’n dij en stak de naald erin. Het gleed mooi naar binnen. Ik heb lak aan naalden en ben altijd benieuwd tot hoever zij mijn huid kunnen penetreren. Dok Dennis knikte, tevreden over zijn in spe, en vertrok. Ik ging zitten voor een “hoe nu verder” praatje met haar. Ik zou pakweg drie maanden lang nauwelijks last hebben.

‘En wanneer gaat het werken?’, vroeg ik.

‘Redelijk snel’, zei ze.

Ja natuurlijk, dat zeggen al die artsen. 

Ik bedankte haar en stond op en wat bleek?: totaal nergens last van. 

Ahhh, wat een zalig gevoel. Blij liep ik de wachtkamer uit, groette iedereen die ik tegenkwam en gooide buiten mijn imaginaire wandelstok in de bosjes.

Het gevolg hiervan is dat ik weer lange wandelingen kan maken, weer door de duinen struinen en zingen over de pont naar IJmuiden. Drs P. zou trots op mij zijn.

Om een indruk te geven van Wijk aan Zee en dat dit dorp meer is dan een nieuwsbericht over de Hoogovens, zijn hier een paar plaatjes bijeen gezet. Je ziet het strand, het dorp, een Zee van Staal, koeien en geiten, wat water, de duinen en een beetje kunst. Er is zoveel moois te ontdekken.

Zeik aan Zee

     Er zijn vele manieren om te peilen wanneer de zomer is begonnen. Als er meerdere zwaluwen rondvliegen bijvoorbeeld, want volgens folklore heb je aan die ene niets. Of wanneer de bomen volop in bloei staan, vooral als het bladerdak een schaduw werpt. Als de veld- en wilde bloemen weelderig het zicht langs de Zeestraat en de Randweg opfleuren. De terrasjes raken voller, jassen gaan open en het gemoed van de mensen wordt lichter. De lange trek van buitendorpse mensen vanaf de bushalte naar het strand op een zonnige zondagmorgen is van start gegaan. De avonden worden langer, het bier warmer en de muziek harder. Jongens lopen blootsvoets naar het strand, een voetbal tikkend naar elkaar, handdoek over een schouder geslagen; meer hebben zij niet nodig.

Voor mij is jarenlang het begin van de zomer het zicht geweest van jonge vrouwen in korte rokken met laarzen aan. Reken maar. Als eenmaal laarzen onder die rokjes aangetrokken werden, was de dertig graden in zicht. Waarom zij dit doen: geen flauw idee. Ieder normaal mens die niet in riolen werkt, zal in de loeihete hitte van een echte zomer niet op vrijwillige basis laarzen aantrekken.

Volgens sommige mannen is een kort rokje met laarzen sexy om te zien. Dat zijn diezelfde mannen die denken dat ze met een oma-knotje strak bovenop het hoofd weg kunnen komen, dus of ik deze opmerking serieus moet nemen, vraag ik me niet eens meer af. Wel zou ik willen weten wat ze met sexy bedoelen. Is het de walm die van de voeten afkomt als de laarzen uitgaan, bevrijd na een warme dag in namaakleer te hebben rondgebracht? Of is het iets dat ik weer eens niet begrijp. Ik vermoed het eerste maar mannen met knotjes zullen er een andere mening op nahouden.

Sinds ik in Wijk aan Zee woon, is de aankondiging van een zomer veranderd. Het heeft wel dezelfde allure als walmende voeten. Mijn vrouw en ik halen namelijk de parasols tevoorschijn op het moment dat wij uitkijk hebben op de eerste vier ruggen van pissende mannen die naast elkaar in een rijtje staan. Eindelijk zomer!, verzuchten we dan.

Fietsend komen ze al pratende door de Zwaanstraat aanrijden, hakken op de pedalen zoals alleen mannen dat kunnen, stallen al pratende de fietsen tegen het muurtje van de parkeerplaats tegenover ons, en lopen al pratende naar de pisplek van hun keuze, namelijk de voorkant van de tuin van onze overburen. Daar pissen ze met elan en zonder enige gêne voordat ze het café binnengaan en met hun ongewassen pisklauwtjes een biertje drinken. Een paar biertjes later gaan ze via de bloembakken het terras af en terug naar de parkeerplaats om hun biertjes uit te pissen. Soms, als er een luwte valt in het rumoer, hoor je ze een tevreden “Aaaah” slaken als de blaas wordt geleegd, en opgelucht, de rits nog optrekkend, lopen ze via de bloembakken terug naar het terras om de ontstane ruimte hernieuwd te vullen met bier.

Mijn vrouw vertelde mij dat in de tijd dat de toegang tot onze flat nog niet was afgesloten, het trapgat beneden elk weekend naar pis rook. Want dit was een favoriete doorgang vanaf de parkeerplaats bij ons achter naar het strand. Op vrijdag- en zaterdagavond fungeerde het trapgat als pishok. Een leuke bijverdienste hoewel niemand een muntje op het schoteltje legde. Nadat de gemeente deze doorgang had afgesloten en louter toegankelijk maakte voor bewoners, werd de plek onder de brievenbussen naast de buitendeur als pispaal gebruikt. Net als hondjes die de plas van een andere hond ruiken, moeten mannen hun zeik over dat van een ander uitwasemen.

De gemeente kwam vervolgens met een lumineus idee: we zetten openbare pisbakken neer op strategische plaatsen waar een man zijn bier kan lozen. Hoe vrouwen piesen, moeten ze zelf maar uitmaken; daar bemoeide de gemeente zich niet mee. Overigens maken vele vrouwen dit zeker zelf uit en hurken tussen twee geparkeerde autos in om hun straal kwijt te kunnen. Wat nou in een rij wachten voor een wc als er autos in de buurt zijn?

De pisbakken werken in elk geval: toeristen maken er gebruik van. Mannen vanuit onze eigen omgeving lachen hierom. Echte mannen zeiken niet op een daarvoor aangewezen plek; echte mannen staan zij aan zij in de tuin van anderen te pissen.

Kijkend vanaf ons balkon is het voor mijn vrouw en mij een sport geworden om te tellen hoeveel er in een uur langs de tuintjes aan de overzijde staan. Je moet toch iets doen op een zomerse avond als de zwoele zurige lucht van bierpis langzaam onze kant uitdrijft. 

Na zo’n pisgevulde zaterdagavond laat ik de hond de volgende morgen altijd via de achterdeur uit, loop de parkeerplaats over naar de duinen zodat ik niet in de pis stap die in de Zwaanstraat is achtergebleven. Maar ook de parkeerplaats aan de Gasthuisstraat is niet werkelijk meer een veilige omweg. Dit heeft niets met pis te maken. Wat een vooruitgang, zou je zo denken. Maar sinds mijn vrouw op een zaterdagavond het keukenraam opende, naar buiten staarde en mij toeriep:

‘Wat zie ik daar nou?’

heeft de evolutie een stapje of twee teruggenomen.

‘Geen idee’, antwoordde ik.

Ik zat op het balkon en liep voor in de puntentelling dus was niet van plan op haar vage vraag af te komen.

‘Moet je nou eens kijken’, hield ze vol.

Zuchtend stond ik op en liep de kamer door en ging naast haar aan het keukenraam staan.

‘Wat?’

‘Daar, tussen de vuilnisbakken.’

Ik keek de aangewezen richting uit. Een vrouw leunde op haar handen en knieën terwijl ze gebompt werd door de man die geknield achter haar zat. De groene klikobakken hobbelden op het ritme mee.

‘Oh, wauw, hoe romantisch.’ Ik ging bij het raam vandaan. Heterosex is niet iets waar ik graag naar kijk.

‘Ik denk dat ze niet naar romantiek op zoek zijn’, merkte mijn vrouw op.

‘Nee, die vinden ze niet tussen het afval. Steunen en zuchten en de broek ophalen is voldoende. Weet je’, vervolgde ik toen mijn vrouw de hor naar dit aanblik sloot, ‘hoe zou zij nu antwoorden als ze zwanger wordt en haar dochter op een gegeven moment vraagt: Mam, waar was jij toen je zwanger werd van mij? Mam zegt dan: tussen de klikobakken in op een parkeerplaats met een onbekende goser die jouw papa is.’

‘Ze moeten het zelf maar weten.’

‘Deden ze dat maar: een biertje teveel en straks weer een eenoudergezin erbij. Jippie.’

We gingen terug het balkon op.

‘Tellen we deze mee?’, vroeg ik aan m’n vrouw.

‘Was er pis mee gemoeid?’

‘Waarschijnlijk niet, maar wel een hoop gezeik later.’

We telden allebei twee punten bij ons totaal op en proostten.